Werkwijze

Met de werkwijze Linawijs willen wij kinderen die nu thuis zitten of dreigen te komen zitten op een niet-overvragende manier tot ontwikkeling brengen. Dit doen wij met behulp van de zeven pijlers van de werkwijze Linawijs, zoals hieronder uitgelegd: veiligheid, context, motivatie, tijd, flexibiliteit, aansluiting en rust. Deze werkwijze heeft als primair doel dat het daadwerkelijk passend aanbod biedt. Het kind wordt dus niet passend gemaakt voor het aanbod dat er is. Dit aanbod wordt vorm gegeven door het kernteam rondom een kind, bestaande uit ouders, begeleider(s) en specialistenteam.

We hebben het in deze werkwijze over kinderen met internaliserende problematiek, met name autisme. Het gaat om kinderen met een gemiddeld tot hoog IQ. Het is kleinschalig, maximaal vijftien kinderen per dag die individueel en waar mogelijk in kleine groepjes een aanbod krijgen.
Er staan zeven elementen centraal binnen het leerconcept.

1. Veiligheid

Met veiligheid bedoelen we voor deze kinderen een vorm van geborgenheid. Veiligheid is heel erg belangrijk voor kinderen. Zonder een gevoel van veiligheid kunnen kinderen niet functioneren en leren.

De kinderen hebben nog weinig controle over hun emoties en begrijpen ze ook nog niet zo goed. Zo wordt een ‘beetje bang’ al snel blinde paniek. Ze hebben vaste begeleiders nodig, die een veilige omgeving kunnen creëren. Alleen dan kunnen ze tot ontwikkeling en leren komen.

Deze begeleiders kunnen één op één begeleiding geven op vaste momenten van de dag en op andere momenten kunnen de kinderen wanneer ze hieraan toe zijn in kleine groepjes werken. Daarbij moet er ook altijd de mogelijkheid zijn om een kind zo nodig één op één te begeleiden.

Deze kinderen hebben een ondertiteling nodig van de wereld om hen heen en iemand die context verleent aan alle prikkels die op ze afkomen. Iemand die de emoties helpt reguleren en hen helpt om de juiste energiebalans te behouden, omdat ze dit lastig kunnen herkennen bij zichzelf. Om dit als begeleider te kunnen moet je het kind goed kunnen ‘lezen’.

2. Context

Veel kinderen met autisme vinden het lastig om betekenis te geven aan gebeurtenissen of dingen die ze waarnemen. Het lukt hen dan niet om deze in de juiste context te plaatsen. Hierdoor wordt de wereld om hen heen verwarrend. Dit geeft onrust en spanning, waar kinderen met een vorm van autisme vervolgens geen controle over hebben.

Bij Rosalie is gemerkt dat ze veel baat heeft als lesstof haar wordt aangeboden binnen een duidelijke context. Een duidelijke context wordt bijvoorbeeld gecreëerd als er gewerkt wordt met een thema binnen een project. Ook is haar motivatie veel hoger bij het werken aan een project en het kost haar duidelijk minder energie.

Het kan helpend zijn wanneer de kinderen een thema/onderwerp kiezen en hier binnen een project van bijvoorbeeld twee weken (of langer of korter) aan gaan werken. Doordat veel rond hetzelfde thema kan worden bedacht en aangeboden, wordt er automatisch veel context verleend aan waar ze mee bezig zijn. Dit geeft meer rust en overzicht.

Dit betekent niet dat er altijd binnen een project gewerkt moet worden. Het gaat er vooral om dat begeleiders zorgen voor een stimulerende omgeving, met boeken, computer, materiaal of gesprekjes. Dat wat bij het individuele kind past. Hierdoor komt interesse, motivatie en daardoor ook het leren vanzelf. Ook de omgeving waarin we van deze kinderen vragen om tot leren te komen is belangrijk.

3. Motivatie

Veel kinderen met autisme zijn minder gevoelig voor beloning en straffen. Hierdoor zijn ze vaak moeilijker van buitenaf te motiveren. Zonder intrinsieke (eigen) motivatie loopt spanning op, waar kinderen met een vorm van autisme weer weinig controle over hebben. Daardoor is een activiteit gedoemd te mislukken als intrinsieke motivatie ontbreekt.

Bij onze werkwijze volgen we de motivatie van de kinderen en kiezen kinderen bijvoorbeeld zelf een onderwerp of thema om kennis over te verzamelen. Ze beantwoorden vragen die ze zelf, al dan niet met hulp, hebben geformuleerd. Zo werken ze veel meer vanuit eigen motivatie dan mogelijk zou zijn binnen methodisch onderwijs. Ook is het niet overvragend omdat het aanbod automatisch beter aansluit. Ze kunnen dan wel meer hun competenties/vaardigheden inzetten en ontwikkelen meer eigenaarschap en autonomie.

4. Tijd

Tijd is heel belangrijk voor veel van de kinderen. Ze moeten de tijd krijgen om stappen vooruit te kunnen zetten, ook als dit kleine stapjes zijn. Een van de redenen dat er geen geschikt onderwijs bestaat voor deze kinderen is dat het beschikbare onderwijs tijdsgebonden is; het kent veel toets momenten, overgangsregels en kerndoelen. Ook is er in het dagelijkse programma bij methodisch onderwijs tijdsdruk, omdat er meerdere lessen op een dag gegeven moeten worden op vaste tijden. Tijd ontbreekt voor deze kinderen om zich veilig genoeg te gaan voelen of om hun vaardigheden in te kunnen zetten. Alles gaat veel te snel voor ze. Dat maakt dat tijdsdruk een belangrijk breekpunt is geworden voor de kinderen en ze daardoor buiten de boot vallen. Ze hebben nu eenmaal meer tijd nodig dan ‘gangbaar’ is.

5. Flexibiliteit

Autisme kan een vrij grillig beeld geven. Een kind met autisme is het ene moment wel tot iets in staat, terwijl het op een volgend moment door opgebouwde spanning ineens veel begeleiding nodig heeft.

Dit maakt ook dat er één op één begeleiding nodig is, omdat je dit soort momenten van spanning niet altijd kunt voorspellen. Op zo’n moment wel van het kind de vaardigheid vragen die het normaal machtig is, zou overvragend zijn. Overvraging leidt tot oplopende spanning en kan zelfs gevaarlijk zijn, bijvoorbeeld als dit gebeurt op het moment dat het kind iets aan het snijden is.

Oplopende spanning moet goed in de gaten gehouden worden en maakt dat het programma flexibel moet zijn. Er zijn meerdere momenten op een dag dat een kind met autisme meer hulp en begeleiding nodig zal hebben om emoties en spanning te reguleren. Rustmomenten bij oplopende spanning kunnen ervoor zorgen dat de spanningsboog niet te strak komt te staan. Deze moeten in de planning standaard opgenomen zijn, maar ook ingepast kunnen worden als dit tussendoor nodig blijkt. Hiervoor zal dan een programma aangepast moeten worden.

Het negeren van oplopende spanning kan niet, omdat je dan het kind over zijn of haar grenzen jaagt. Dan is er nog veel meer tijd nodig voordat het kind weer kan functioneren, laat staan leren.

Bij flexibiliteit bedoelen we ook die van het kind, waar we gaandeweg, zonder te overvragen, een beroep op zullen gaan doen.

6. Aansluitend op ontwikkelingsleeftijd en behoeftes van het kind

Bovenstaande maakt duidelijk dat het bij deze kinderen nog belangrijker is om op hun behoeftes aan te sluiten, omdat het voor hen te lastig is om zich aan te passen aan andermans wensen of eisen.

Daarnaast zijn deze kinderen wel lichamelijk hun kalenderleeftijd, maar op bijvoorbeeld emotioneel gebied jonger. Martine Delfos heeft heel mooi gezegd: ‘kijk naar het gedrag van een kind en bedenk welke leeftijd hierbij past. Pas je benadering hierop aan om het kind in ontwikkeling te krijgen”. Dit maakt dat het individu bepaalt wat je mag verwachten en hoe je diegene in ontwikkeling krijgt. Want nogmaals: het gaat om ontwikkeling, los van de standaard onderwijs- en zorgkaders.

Ons huidige onderwijs is soms erg star geworden, omdat er methodes gevolgd moeten worden, er kerndoelen per leerjaar gelden en methode- en CITO toetsen erg belangrijk zijn geworden. Dit is waar deze groep kinderen op vast loopt.

Er bestaat geen goede lesmethode voor autistische kinderen. De huidige methodes sluiten niet aan bij de ontwikkelingsleeftijd en daardoor belevingswereld van deze kinderen, en zijn hierdoor niet passend. Hierdoor begrijpen ze dingen niet in de boeken, wat angst en verwarring op roept en nemen ze veel te letterlijk.

Daar komt bij dat we bij methodisch onderwijs verwachten dat ze al die vakken kunnen volgen en daar het overzicht bij houden, terwijl het leven an sich al zo onoverzichtelijk voor ze is.

Toets momenten geven ook veel spanning, vooral als er ook nog tijdsdruk bij komt kijken. Doelen worden vaak niet behaald. Succeservaringen zijn er veel te weinig, waardoor de motivatie snel afneemt en angst om te falen toeneemt. Deze angst neemt vervolgens weer snel toe en maakt dat het kind niets meer wil.

Door aan te sluiten op de ontwikkelingsleeftijd, het begrip en motivatie van het kind, tegelijk tijdsdruk weg te nemen en een flexibel programma te maken waarin veel aandacht is voor context verlenen en veiligheid bieden, zullen ook deze kinderen de kans krijgen te laten zien wat ze in zich hebben.

7. Rust

Heel belangrijk binnen deze werkwijze is dat men start vanuit rust in plaats vanuit een groepssetting. Linawijs voorziet in individuele ruimtes waar de kinderen één op één begeleiding krijgen. Interactie met anderen wordt opgezocht als dit kan, niet als standaard. Vaak zijn deze kinderen al overprikkeld binnen een groep tegen de tijd dat een ander het bij ze opmerkt en zijn ze zelf niet goed genoeg in staat om deze grens te bewaken. Dit maakt dat ze veel en vaak overvraagd worden op interactie, omdat eenmaal overprikkeld ze dit niet aan kunnen. Ze de kans geven interactie aan te gaan op die momenten dat ze dit ook aan kunnen zal zeker ten goede komen aan hun interactieve vaardigheden.

Samenvattend

Voor het deel “kennis vergaren” wordt gekozen voor het aansluiten bij de motivatie van het kind. Waar mogelijk willen we dit thematisch aanbieden omdat dit meer context geeft.  Er dient rekening gehouden te worden met overvraging voorkomen. Er wordt een plan gemaakt met het kind en veel van de activiteiten zullen gelinkt worden aan het onderwerp dat vanuit motivatie ontstaat. Dit kan individueel, maar het kan ook zijn dat onderwerpen van verschillende kinderen overeen komen of overlap hebben.

Een voorbeeld om de werkwijze helder voor ogen te krijgen

Rosalie kiest als onderwerp bijen en gaat eerst met boeken uit de bibliotheek vragen formuleren met haar begeleidster. Vervolgens gaat ze op een dag een uur naar een imkerij, of er komt een imker bij haar langs in een hiervoor ingerichte werkkamer. Een volgende dag kijkt ze een film over bijen. De dag daarop gaat ze koken met honing samen met een ander kind dat ook een thema heeft gekozen waar bakken bij geïntegreerd kan worden. En de dag daarop maakt ze een PowerPoint op de computer over bijen. Etc.

Het kan ook zijn dat Salvador dol is op chocolade en hier mee bezig wil zijn. Hij kan bijvoorbeeld nieuwe smaken gaan ontwikkelen, maar om dit te doen zal hij zich moeten verdiepen in ingrediënten, temperaturen, materialen en combinaties. Origine van ingrediënten waar hij mee werkt, kosten, boodschappen etc. De keuze voor chocolade kan veel meer met zich mee brengen dan hij (of wij) op het eerste gezicht zouden denken. Hier zitten echter veel leermomenten in, meerdere die hem dankzij zijn motivatie ook naar buiten zouden kunnen krijgen.
Doordat kinderen vanuit hun eigen motivatie werken is de drempel naar de buitenwereld lager. Zo kan er ook gekeken worden of een bezoek aan een museum op een rustig moment in de week in het project kan worden opgenomen.

Ook sociale interactie zal voor deze groep kinderen veel makkelijker zijn in het ‘doen’, dan in een gesprekje voeren op de bank. In het laatste geval neemt de spanning namelijk toe, omdat de focus teveel ligt op de interactie. Zo kunnen er individuele doelen verweven worden binnen de projecten.

Door de motivatie van het kind, door het kiezen van een thema, voorop te stellen, is het automatisch ook veel meer gericht op het individu. Vele malen meer dan zou kunnen binnen methodisch onderwijs. Motivatie is voor ieder kind belangrijk, maar voor deze groep is het van cruciaal belang om tot ontwikkeling te komen. Het is wellicht de sleutel tot de succeservaringen die deze kinderen vaak missen.
Soms kan het doel zijn dat bepaalde grenzen verlegd moeten worden. Dit zal in het begin moeilijk zijn voor het kind, maar is gericht op het krijgen van een succeservaring waardoor het kind kan ervaren dat het soms meer kan dan het zelf dacht.

Hierbij willen wij ook nogmaals benoemen dat dit om veel flexibiliteit van het programma vraagt. Als een kind spanning heeft opgebouwd zal die eerst nabijheid en rust nodig hebben, voordat het verder kan. Dit vereist het telkens maken van de juiste inschatting en het zoeken naar de juiste aansluiting bij het kind. De aanwezigheid van veiligheid en een vertrouwensband tussen kind en begeleiding is hierbij onontbeerlijk.

Verder lezen: Ontwikkelboom >